Tano, een jongen van 15, woont bij zijn moeder in de hoofdstad Santiago. Omdat zij veel afwezig is, doet de jongen waar hij zin in heeft. Hij hangt rond op straat en is een kleine crimineel geworden. Nadat hij nog maar eens opgepakt werd, sturen ze hem naar zijn vader die ver weg woont, in een klein dorp. Hij is er zeer opstandig en rebels en verveelt zich stierlijk. Maar dan leert hij Cheo kennen: een jonge, verlegen Mapuche indiaan die op school gepest wordt vanwege zijn afkomst. Daarenboven staat er in de streek iets op ontploffen, doordat een grote houtzagerij het niet zo nauw neemt met de grond van de Mapuche indianen. Een opstand breekt los.